La Constante Fidélité, Nr.19 Oosten Mechelen
Bijdrage aan Seminarieavond, 19 oktober 2018
Dirk Deleu

 

 

Wijsheid, Kracht en Schoonheid

 

 

 

Wijsheid is het resultaat van inspanningen. Wijsheid is geen geschenk van de natuur.

Wijsheid is hoe dan ook een goed dat in onze steeds snellere samenleving alsmaar minder waard is.

 

Heeft Kracht het primaat? Over welke kracht hebben we het dan? Over levenskracht?  Over kracht om de struikelblokken in onszelf te overwinnen? De kracht om zo goed mogelijk te leven en te overleven? En gaat dat dan over elk van ons, over onszelf? Of gaat het ook over onze medemens, of over onze wereld?

 

Over Schoonheid is eigenlijk niets geweten. Althans, het is niet geweten waarom het gevoel voor schoonheid zich in onze soort ontwikkelde. Het is vooralsnog ook niet geweten waar Schoonheid, of het gevoel voor schoonheid ergens in onze hersenen gelokaliseerd is. Psychologen die het fenomeen Schoonheid an sich proberen te beschrijven, blijven hopeloos steken. Ze lopen vast.

 

Schoonheid heeft te maken met emoties, dat kan zo wel gesteld. En dat onze emoties er veel eerder waren dan onze taal zich begon te ontwikkelen, ook dat zou vast staan. Er wordt van uitgegaan dat we vermoedelijk nog geen woorden hebben om het hele fenomeen ‘Schoonheid’ te beschrijven of te verklaren (zoals dat overigens ook op gaat voor andere kennisdomeinen waarvan de oplossing van heel wat vragen niet kan worden geboden omdat de inzichten en terminologie nog niet voor handen zijn)

Hoewel we doorheen de ontelbare aspecten van ons leven dan wel schoonheid kunnen ervaren, blijft toch de vraag of er verder ook nog iets zinnigs kan over gezegd. Temeer, omdat er heel wàt woorden zijn die slachtoffer zijn van achteloos gebruik, zo ook ‘Schoonheid’.

Desondanks is ‘Schoonheid’ één van die woorden die wel als opmaat zijn te gebruiken voor bespiegelingen over het leven als zodanig en over wat zich in dat leven aan ons voordoet.

 

Afgaande op wat er in de voorbereiding tot dit werkstuk over Schoonheid kon gevonden worden, lijkt het wel of ze in de maçonnieke literatuur zelden afzonderlijk gethematiseerd is. Meestal vinden we haar terug in samenhang met Wijsheid en Kracht maar het unieke begrip Schoonheid blijft evenwel onderbelicht.

 

“Wijsheid, Kracht en Schoonheid” zou als trits reeds zeer vroeg in de ritualen opduiken; Al in 1730 zou er een uitleg zijn aan gegeven die luidde: “Wysheid om te stellen, Sterkte om te ondersteunen en Schoonheid om te vercieren”. Schoonheid wordt sedertdien – altijd voorafgegaan door Wijsheid en Kracht – in verband gebracht met allerlei beschouwingen over het tableau  dat in het midden van de loge ligt.

Bovendien zou in 1928 aan voornoemd ‘drietal’ de betekenis worden gegeven die we nu nog steeds kennen, deze van de Drie Kleine Lichten van de Vrijmetselarij.  Sindsdien werd het ook in verband gebracht met de drie kaarsen die rondom het tableau staan en die eerder in verband werden gebracht met de Zon, de Maan en de Meester van de Loge. [i]

 

Wijsheid, Kracht en Schoonheid zijn binnen de vrijmetselarij de drie zuilen die de loge dragen. Daarbuiten zijn ze nog binnen diverse andere esoterische en mythische systemen terug te vinden. In kabbalistische bronnen waarnaar wij ook binnen de vrijmetselarij wel eens verwijzen, duiken zij bijvoorbeeld op als namen van  drie van de zogenaamde ‘sefiroth’; Sefiroth die tezamen de Boom des Levens vormen. Terloops gezegd: In de voorstellingen van die levensboom zijn drie zuilen te onderscheiden die symbool staan voor respectievelijk ‘Beperking’, ‘Ruimte’ en ‘Evenwicht’; maar dit geheel ter zijde.

 

In het maçonnieke ritueel speelt de Schoonheid een hoofdrol; niet voor niets is bij de opening van de loge de volgorde van het voornoemde drietal die tot toenemende verlichting leidt vooreerst  Wijsheid, vervolgens Kracht en tenslotte Schoonheid.

Pas als de schoonheid is ontvlamt, kan het licht met volle kracht schijnen in de loge.

 

Schoonheid wordt als het ware geboren uit Wijsheid en Kracht.

Iets wat uit Wijsheid en Kracht is geboren -Schoonheid-  is schoon, is mooi. Het kan alleen maar waar, goed, mooi, schoon zijn. Het is harmonie. Het is orde.

 

Zónder Wijsheid en Kracht is Schoonheid niet anders dan een droom, en leidt ze gemakkelijk tot verblinding, en zélfs tot de belangrijkste hoofdzonde: Hoogmoed; er zijn daarover in de literatuur heel wat voorbeelden terug te vinden.

 

Schoonheid gaan we pas ontdekken waar we harmonie kunnen ontwaren; Harmonie, dat oude en sterk sprekende begrip, waarin een verwijzing naar schoonheid verborgen zit.

We zouden zelfs kunnen stellen dat Schoonheid gelijk staat aan harmonie, waarachtige harmonie is.

 

Schoonheid wordt ook toegedicht dat ze eeuwigheidswaarden in zich draagt.

Schoonheid is gelegen in bewustheid – het zich bewust zijn van eeuwigheidswaarden.

Schoonheid is uitdrukking van eeuwigheidsbewustzijn.

 

Schoonheid inspireert ons tot intensieve exploratie, ook tot zelfexploratie waarbij we op zoek kunnen gaan naar ‘innerlijke Schoonheid.

 

Schoonheid tilt de mens op boven het alledaagse waardoor we kunnen ontsnappen aan het absurde en verder leven. De esthetische vervoering kan in die zin een vervangmiddel worden voor de goddelijke vervoering. Schoonheid maakt de werkelijkheid draaglijker en doet dat op zeer diverse manieren. Doorgaans komt het er op neer dat Schoonheid ons een gevoel geeft van:  “Het is goed, het is in orde”.

 

We moeten onszelf er dan wel aan herinneren dat schoonheid rondom ons is en dat we haar in de simpelste dingen kunnen vinden, haar in elk moment kunnen plukken wanneer we daartoe de moeite nemen; door aanwezig te zijn, door als het ware steeds dichterbij te komen, te kijken, te luisteren. De sensaties die we dan kunnen voelen, de emoties die dan bij ons opkomen, kunnen ons dan op hun beurt herinneren aan feiten en dingen. Dat alles kàn via de beleving van onze rituelen.

 

Rituelen redden het leven van de banaliteit door het venster dat ze openen. Dat doen ze omwille van hun schoonheid die vervat zit in de vele toespelingen. Een citaat van B:. Guy Liagre lijkt daarnaar te verwijzen waar hij stelt dat: “Onze cultuur, die het Grote Verhaal kwijt is, een verhakkelde en gespleten cultuur is waarin de vrijmetselarij met haar holistische schoonheidsbeleving (nog) een belangrijke rol kan vervullen”.

 

Schoonheid vinden we binnen onze maçonnieke bijeenkomsten niet alleen terug in de rituele tempelzittingen maar ook bijvoorbeeld  in de tafelloge, bij ons broedermaal. Want daar ontvangen we elkaar, daar ontvangen we ook onszelf in een setting waar we het fijn vinden om bij elkaar te zijn en waar we zo doende voor elkaar zorgen. De enigszins gewijde aspecten van dat samenzijn dragen daar alleen maar toe bij.

We zouden daaruit kunnen concluderen dat de voorbijgaande vreugden tijdens onze korte ontmoetingen de allure van eeuwige waarden kunnen krijgen omwille van het feit dat ze in rituelen zijn vastgelegd.

 

 

Kunstwerken ontroeren ons omdat ze mooi zijn, en ze zijn mooi onder meer omdat ze iets betekenen. Ze kunnen betekenis hebben zonder mooi te zijn; maar om mooi te zijn moeten ze betekenis hebben. Diezelfde redenering gaat op voor onze ritualen.

 

Keats kwam door een langdurige terugblik op een verdwenen wereld tot zijn visioen van de Griekse vaas, beschreven in het gedicht “Ode aan een Griekse vaas (urn)”; De boodschap die hij er aan overhield luidt:

“dat ‘Schoonheid waarheid is, en waarheid schoon(-heid)

 Weet slechts dàt, en ’t is genoeg, dit leven lang”.

Mooie woorden…

 

Woorden kunnen geheime snaren raken. Het volstaat niet dat we die woorden louter horen, pas door echt te luisteren bieden we onszelf de kans doorheen die woorden in contact te komen met schoonheid.

 

Schoonheid dringt door tot de fundamentele waarheid van een menselijke ervaring, door deze te laten zien vanuit het gezichtspunt van de noodzakelijkheid. Bij Keats was dat het vermelde visioen.

 

Het gaat immers niet om de “dingen in de wereld” maar om specifieke ervaringen daarvan, en over het streven naar betekenis die uit deze ervaringen voortkomt.

 

In de schoonheidservaring beseffen we dat de wereld bij ons hoort, en wij bij de wereld. Maar dit besef ontstaat op een speciale manier, omdat de wereld zich aan ons presenteert,  en niet omdat we haar gebruiken.

 

In die ervaring ligt een oproep om betekenis te vinden in wat zich aan ons voordoet, om kritische vergelijkingen te maken, en ons eigen leven en onze emoties te onderzoeken in het licht van wat we zo ontdekken. Het is aan ons om die ervaringen in het middelpunt van ons leven te plaatsen. Als we dat doen, biedt de schoonheid een plek waar we ons altijd kunnen verfrissen zonder er ooit genoeg van te krijgen.

 

Zo bijvoorbeeld wanneer we er even echt bij stilstaan om de volmaakte vorm van een wilde bloem of de harmonieuze veren van een vogel op ons in te laten werken, of de lijnen in de bast van een boom, de nerven in een gevallen blad maar ook de schittering in een waterdruppel of de uiterst langzaam schuifelende dans van wolken die overdrijven, het onvermoeibare en eeuwige ruisen van golven en het wiegen van gras in de wind,… wanneer we daar even écht bij stilstaan, kan het bijna niet anders dan dat we een sterk of sterker gevoel ervaren van “je hoort er bij, ik hoor er bij” Want in een wereld waarin plaats is voor zùlke dingen, daar is ook plaats voor jou en voor mij.

 

Hier raakt Schoonheid aan troost. Inderdaad, Schoonheid kan ook troosten; Sterker nog: eigenlijk zijn we allemaal voortdurend uit op troost. En die troost bereiken we zeer dikwijls -alweer- via Schoonheid. Het lijkt wel of er een geheime dialoog bestaat tussen die twee begrippen, zelfs in zoverre dat voor mensen Schoonheid de meest typische vorm van troost is. Het is bijgevolg zeer juist dat die twee begrippen zo dikwijls aan elkaar gekoppeld zijn. Schoonheid en troost zijn in zekere zin danspartners. Ze omcirkelen elkaar, ze raken elkaar aan, ze omhelzen elkaar soms, en doen dat vaak zonder woorden. Wie het eens voor zichzelf wil nagaan door bijvoorbeeld terug te kijken naar de eigen herinneringen en van daar uit de vraag te stellen waardoor we toen en toen getroost werden; Uit  de antwoorden die we voor onszelf vinden, zal vaak blijken dat we werden getroost door verschillende concepten van schoonheid – intellectuele schoonheid, esthetische schoonheid, zeer persoonlijke schoonheid, enzovoort.

 

Schoonheid, het is die ongrijpbare maîtresse waarvoor onze zintuigen knielen; Ze is juist daarom ook diep verbonden met het kortstondige, en -bijgevolg- is ze ook nooit ver verwijderd van een lichte droefheid. Zelfs iets dat bijzonder oud is of de status van icoon of monument bezit, heeft slechts die garantie: het zal niet blijven bestaan, het kan niet blijven duren; voor niets, voor niemand!

Al maakte Joseph Brodsky zich sterk dat “Wij gaan, maar dat de Schoonheid blijft”.

 

Schoonheid dreigt in onze tijd te verworden tot handelswaar. Ze wordt -samen met de creativiteit- geslachtofferd in naam van de ‘vooruitgang’ “ zo stelde Marguerite Yourcenar het.

En in haar “Herinneringen van Hadrianus,” liet ze de Romeinse keizer reeds vaststellen dat “De schoonheid zich terugtrekt, en met haar de authenticiteit

 

Schoonheid zal ons ook niet behoeden voor de barbarij, dat is doorheen de geschiedenis al ten overvloede aangetoond en dat kunnen we ook nu nog dagelijks bevestigd zien.

 

Schoonheid heeft hoe dan ook haar onschuld verloren aan de marketeers van VIP-kunstenaars en aan de shock and wave-werkelijkheid die dag in dat uit als een lawine over ons wordt uitgestort.

 

En toch, toch kan Schoonheid (kunst) de wereld redden, vinden we bij Dostojevski.

Volgens Stendhal  is “Schoonheid een belofte van geluk”.

Zowat 600 jaar eerder poneerde Michelangelo  dat “Schoonheid ontstaat door de zuivering van overtolligheden”.

 

Het is wellicht onnodig er op te wijzen dat al wat in deze uiteenzetting werd aangehaald, kan begrepen worden in functie van datgene waarvoor wij periodiek naar onze tempel afzakken. Op die plaats immers komen Wijsheid, Kracht en Schoonheid samen. Hier wacht de Schoonheid ons altijd wel op, zélfs in het onvolmaakte dat zich in veel gedaanten opdringt. Het is aan ons om er op af te komen en ons er voor open te stellen. Pas dan bieden we onszelf de kans om mettertijd voeling te krijgen met wat wel eens onze finaliteit als mens zou kunnen zijn, de finale opdracht die we als mens hebben en die doorklinkt in de middeleeuwse uitdrukking “Levet Scone”.

 

 

Bibliografie:

Wim Kayzer, Het boek van de schoonheid en de troost. VPRO & Uitgeverij Contact, Amsterdam 2000

Carine Defoort & Nicolas Standaert, Hemel en aarde verenigen zich door rituelen. Uitgeverij Pelckmans, Kapellen 2003

Koenraad Logghe, Van de arbeid tot de verpozing. Bouwstukken en artikels. Fons Macionica, Brussel 2007

Roger Scruton, Schoonheid. Uitgeverij Nieuw Amsterdam 2010

Robert M. Persig, Zen en de kunst van het motoronderhoud. Een onderzoek naar waarden. Uitgeverijen Prometheus en Bert Bakker, Amsterdam 1995

A.J. Mensema, Toth Jubileumnummer 1990 1. Drie zuilen: Wijsheid, Kracht, Schoonheid. Maçonnieke Stichting Ritus en Tempelbouw. Barendrecht.

Stendhal, Over de liefde. Uitgeverij De Bezige Bij, Amsterdam 1995

Fjodor Dostojevski, De Idioot. Uitgeverij Veen, Amsterdam 1995

Marguerithe Yourcenar, Herinneringen van Hadrianus. Uitgeverij Athenaeum-Polak en Van Gennep, Amsterdam 2005

Theodoor Weevers, Spiegel der Letteren. Jaargang 22 (1980). Keats, Ode aan een Griekse urn.

Herman Van Rompuy, Op zoek naar wijsheid. Uitgeverij Davidsfonds, Leuven 2007

Herman Van Rompuy, De binnenkant op een kier. Uitgeverij Lannoo, Lier 2000